In de islam zijn er speciale gewoontes en regels wanneer iemand overlijdt. Deze zijn bedoeld om de overledene te eren en de nabestaanden te steunen. Het rouwproces kan per land of cultuur verschillen, maar de belangrijkste principes blijven hetzelfde.
Als iemand overlijdt, wordt het lichaam gewassen door familieleden van hetzelfde geslacht. Dit gebeurt om het lichaam schoon te maken voordat het wordt begraven. Daarna wordt de overledene in een eenvoudige, witte doek gewikkeld. Dit laat zien dat iedereen gelijk is in de dood, ongeacht rijkdom of status.
De begrafenis gebeurt meestal snel, vaak dezelfde dag. Voor de begrafenis wordt een speciaal gebed, het janazah-gebed, uitgesproken. Dit gebed vraagt om vergiffenis en genade voor de overledene. De overledene wordt begraven met het gezicht naar Mekka.
De rouwperiode verschilt voor mensen die dichtbij de overledene staan. Familie en vrienden nemen enkele dagen rust om te bidden, stil te staan bij het verlies en minder sociale activiteiten te doen. Voor een weduwe duurt de rouwperiode langer, waarin ze thuis blijft en tijd krijgt om het verlies te verwerken.
Tijdens de eerste dagen na de begrafenis komen familie en vrienden op bezoek om hun medeleven te tonen. Ze brengen vaak eten mee en bidden samen voor de ziel van de overledene. Het is een tijd waarin men elkaar steunt en kracht biedt.
Naast het bidden is het in de islam ook belangrijk om goede daden te doen, zoals het geven van geld of voedsel aan armen. Dit wordt gedaan om de overledene te eren en om zegeningen te vragen.
Hoewel er geen vaste herdenkingsdiensten zijn, blijven veel mensen in de weken en maanden na het overlijden bidden voor de overledene. Ook geven ze soms liefdadigheid in de naam van de overledene.
Het rouwproces in de islam draait om gebed, steun van de gemeenschap en het vertrouwen dat de overledene naar het hiernamaals is gegaan. Het is een tijd van bezinning en samen zijn met familie en vrienden.